Een zonnig moment

Een zonnig moment

Elk voorjaar, in maart, houdt TipTopSailing in Willemstad Open Dagen. Overal hangen vlaggen. Onze zeiljachten liggen te blinken in de haven onderaan de dijk. Op de dijk dampt koffie en soep. Een groep instructeurs in oranje jacks ontvangt belangstellenden, geeft informatie, laat de jachten van binnen zien en vaart desgevraagd een rondje.

Het houden van open dagen zo vroeg in het seizoen is altijd een risico. Zaterdag 22 maart 2014 is het grijs boven het Hollands diep. Af en toe breekt het wolkendek en veegt fel zonlicht als een vurige bezem over het water. Dan weer verdwijnt de zon achter zwarte wolken en zakt de temperatuur naar acht graden. Regen en hagel roffelen op dekken, steigers en op de zonnetent voor het TipTop gebouw. De vlaggen klapperen heftig in de vlagen. Wij oranje jacks kruipen samen op een droog plekje en wachten op de volgende blauwe scheur in het wolkendek. Klanten die het weer trotseerden sturen we door naar het Verenigingsgebouw, waar flottieljeleiders van Corfu films draaien van hun zonnige flottieljes in Griekenland.

Ineens, op een zonnig moment, staat daar een kleine vrouw met bruin krullend haar en bruine ogen achter een ronde bril. Ze glimlacht vriendelijk en kijkt verwachtingsvol. Ik steek mijn hand uit.

“Goedemorgen, u komt op het goede moment, wilt u koffie, soep misschien?”

Ze schudt mijn hand. Ik mag haar meteen. Ik zie zelfbewustzijn, zachtaardigheid, intelligentie.

“Soep graag, dank je.”

Staand aan een tafeltje buiten vraag ik haar naar de reden van haar komst.

“Ik ga zeilen”, zegt ze opgewekt.

“Waar, hier?”

“Nee, in Griekenland, ik heb al geboekt.”

“Met uw gezin?” floep ik eruit.

Ze aarzelt, ik vervloek mezelf om mijn vrijpostigheid. Ze kijkt me even recht aan, neemt een besluit en zegt: “Nee, alleen, ik ben 53, net gescheiden. Alle reden om leuke dingen te gaan doen. Ik zeil mee met het moederschip, want varen kan ik niet, nooit gedaan. Maar het lijkt me geweldig. En jij, heb jij daar gevaren, in Griekenland?”

Ik vertel van niet, vraag naar haar werk.

“Ik zat in het onderwijs, stapte er een paar jaar geleden uit, maar ben vanwege het gebrek aan leerkrachten als herintreedster weer voor de klas gaan staan. Basisschool. Mooi maar ook zwaar werk, kinderen zijn er alleen maar onrustiger geworden, hebben zoveel te kiezen, staan aan zoveel bloot. Ik heb een klas van 32 leerlingen, sommige kinderen verdrinken erin. Komt er van de week zo’n hummel bedremmeld bij me staan. Dikke tranen over haar wangen omdat haar ouders scheiden. Hoe kun je kinderen zulk verdriet aandoen? Dus ik neem dat kind in mijn armen en…”

Ze maakt een omhelzend gebaar met haar armen en koestert een denkbeeldig kind. Mijn hart knijpt samen…

Ik zeg: “Kom we gaan varen.”

“Maar ik kan niet varen.”

“Weet ik, maar zo moeilijk is het niet. Vooruit, straks zeil je op dat moederschip in Griekenland en dan verbaas je iedereen met je stuurmanskunst.”

Intussen loop ik al naar de steigers en wenk.

“Kom, dit zonnetje schijnt niet eeuwig.”

Ze lacht, zet haar soepkom weg en loopt met me mee. Ik stop bij een 38-voeter met twee stuurwielen.

“Deze?” zegt ze, “maar die is veel te groot!”

“Valt zo mee, groot of klein, het manoeuvreert allemaal eender.”

Even later ment ze de boot de box uit, achtertrossen over de schootlieren, motor stationair vooruit. Een rondje buiten de haven later parkeert ze hem achteruit – “Gaat dit wel goed, gaat dit wel goed?” – weer op zijn plek. Ze straalt van plezier. De zon schijnt nog steeds, de wind feest. Op de steiger nemen we afscheid. Pas als ze weg is begint het weer te spetteren.